a.j.hescheloverpedagogiek

A. J. Heschel over pedagogiek

Geroepen is de mens

Abraham Joshua Heschel heeft ook een duidelijke onderwijsfilosofie, die niet losgezien kan worden van zijn godsdienstfilosofisch denken.

Hij heeft belangrijke dingen gezegd over de taak van de leraar, over de inhoud en de aard van het leerproces, en over waarden en doelen van het onderwijs.

Geroepen is de mens: inleiding tot het godsdienstfilosofisch denken van Abraham Heschel door Frans Hartensveld

'Abraham Joshua Heschel (1907-1972), een joods filosoof zoals zijn tijdgenoten Rosenzweig en Buber dat waren, is in ons land vooral bekend geworden dank zij de B. Folkertsma Stichting in Hilversum. Zeker zes van zijn boeken zijn ook in het Nederlands vertaald. Hartensveld, die in 1988 promoveerde op een proefschrift over de onderwijsfilosofie van Heschel, heeft de inleidingen die hij overal in het land over Heschel heeft gegeven bewerkt tot een overzicht van wat Heschel zijn godsdienstfilosofie noemt: een synthese van zijn bijbels geloof waaraan hij als vrome jood steeds trouw is gebleven en van de westers-filosofische inzichten die hij in zijn studietijd in Berlijn had leren kennen. Die synthese voltrekt zich in de mens die zich over de onuitsprekelijke geheimen van de schepping weet te verwonderen en gehoor geeft aan de oproep van God om Zijn scheppingswerk voort te zetten en door het leven in al zijn dimensies te heiligen. Hartensvelds samenvattingen zijn helder en volgen naar het lijkt de tekst van Heschel vrij nauwkeurig.'

Emmanuel Levinas

De joodse leertraditie

Leren in de joodse traditie heeft vooral een praktische betekenis:

men leert om datgene wat men leert in de praktijk te toetsen, maar deze praktijk is eerder het gewone, dagelijkse leven dan een speciale beroepsactiviteit of een speciale vaardigheid.

Leren in de joodse traditie is ook altijd een permanente bezigheid,

waarvan de kiem al gelegd wordt voordat de leerling geboren is. De notie dat het morele karakter van het kind kan worden beïnvloed gedurende de zwangerschap gaat terug tot het bijbelse verhaal van Samson wiens moeder verteld werd geen wijn en sterke drank te drinken en onrein eten te nuttigen.

Men leert van de wieg tot het graf en voor degene die zijn hele leven blijft leren geldt dat met zijn leeftijd zijn wijsheid blijft toenemen.

Tot op hoge leeftijd is het nog mogelijk om met vrucht 'thora te doen'.

Ouden die altijd geleerd hebben zijn in de joodse traditie ook altijd wijzen en worden als mens hoog aangeslagen.

Waarom leert men? Men leert om zijn leven te heiligen. Levensheiliging is geen vanzelfsprekende, moeiteloos te verwerven vaardigheid, maar iets dat geleerd moet worden en de thora geeft regels, die het de mens mogelijk maken dit leerdoel te bereiken. De mens

heeft ook de mogelijkheid om zijn leven te heiligen, omdat hij Godsbeeld en partner is. Door permanent te leren, dat wil zeggen door dagelijks 'thora te doen' wordt leren een gewoonte, een soort tweede natuur.

Permanent leren kost veel moeite en vraagt van de lerende zowel

cognitieve, affectieve als fysieke inspanning. Maar het gaat tevens

met veel vreugde gepaard.

De bekende talmoedgeleerde Safrai heeft in een interview eens een

aantal belangrijke kenmerken van het joodse leren naar voren gebracht. Samengevat noemt hij onder meer de volgende punten:

    1. studie maakt je completer;

    2. de manier waarop je tot ideeën komt is belangrijk;

    3. leren is een voortdurend stellen van vragen en het luisteren naar antwoorden;

    4. als iemand iets wil leren, dan kan hij het leren;

    5. het belang van leren moet ook geleerd worden;

    6. het doel van leren moet zijn zonder leraar te kunnen leren;

    7. wat je ook doet, moet je zo goed mogelijk doen en dat vereist een permanent leren;

    8. leren is een manier van leven en moet tot goed handelen leiden;

    9. om te weten wat goed handelen is moet je studeren;

    10. eerst leert men oppervlakkig en dan, bij elke herhaling, beter en dieper.

Je kunt hieruit opmaken dat het in de joodse leertraditie

uiteindelijk om het ene algemene leerdoel gaat, waar alle andere

subdoelen van afgeleid zijn: het worden van een compleet mens. Wat dan onder een compleet mens verstaan dient te worden, is een moeilijker vraag, want het antwoord is afhankelijk van het wereld- en vooral het mensbeeld van de permanente leerling, van de mensen die hij bewondert, van wat hij van de cultuur bestudeert en waardeert, van zijn verwerking van hei verleden en van zijn toekomstperspectief.

Een maat voor de compleetheid van de leerling is uiteindelijk de vreugde waarmee hij leert, en completer worden geeft de leerling de grootst mogelijke geluksbeleving als verdienste van zijn werken. De beloning voor het leren ligt in het leren zelf, is intrinsiek, en de straf voor het niet-leren legt de leerling zichzelf op door zichzelf de vreugde daarvan te onthouden. Daarom is leren op den duur ook een zelfmotiverende bezigheid.

Heschel zelf heeft ook belangrijke dingen gezegd over leren en zijn leerconcept sluit aan hij de bovengeschetste joodse leertraditie.

Leren is voor hem meer dan het voorbereiden van jonge mensen op het leven. Leren is leven: een vorm van aanbidding en een daad van innerlijke zuivering. De leerervaring zelf, het moment van leren, heelt voor Heschel intrinsieke waarde:

'De essentiële waarde van de intellectuele ervaring is de ervaring zelf; haar waarde ligt niet in het externe nut dat eruit voortvloeit, maar in het intrinsieke inzicht dat blijft bestaan.'

In het leerproces is voor Heschel het communicabel maken van

gebeurtenissen tussen leraar en leerling belangrijk:

'Leren is de communicatie van een gebeurtenis. Een gedachte komt op bij de leraar en gaat door in de leerling. De mislukking van het leren is verzekerd wanneer de leraar en de leerling als parallelle lijnen elkaar alleen in het oneindige raken.'

Het is duidelijk dat Heschel hiermee zijn leerconcept plaatst binnen zijn denken over proces en gebeurtenis. Wat is volgens Heschel de inhoud van het leerproces?

In het leerproces gaat het bij Heschel primair om het ontwikkelen

van morele waarden. Deze kunnen nooit van buitenaf aangeleerd

worden, maar ontstaan wanneer de diepte van de persoon van de

lerende zelf geraakt wordt.

Heschel koppelt waardenontwikkeling aan karakteropvoeding. Karakteropvoeding is niet alleen een zaak van de geest, maar vooral van de ziel:

'Karakteropvoeding moet zich eerst richten op het aangeboren besef van verwondering van de mens en vervolgens op het aankweken van zijn vermogen tot radicale verbazing door problemen aan de orde te stellen, die het individu innerlijk en persoonlijk dient te beantwoorden. Opvoeden betekent de ziel veredelen, en niet alleen maar de geest.'

Hoe kan de ziel ontwikkeld worden?

'Men veredelt de ziel door in voel invoelingsvermogen en eerbied voorde ander aan te kweken, door de aandacht ie vestigen op de grootsheid, het mysterie van al het zijnde, op de heilige dimensie van het menselijk bestaan, door te leren het gewone niet het geestelijke te verbinden. De ziel wordt ontdekt in de reactie, in daden die het ik overstijgen, in het besef van doeleinden die de eigen belangen en behoeften te boven gaan.'

Zo koppelt Heschel leren dus aan het hoogste leerdoel van het leven:

het besef dat het leven kostbaar is omdat we geroepen zijn dit in al zijn dimensies te heiligen.