deel2

‘Met aanbieden ontbijt op school is het einde zoek’

NRC-Handelsblad van vrijdag 14 september 2007

Opvoeding is steeds minder een zaak van ouders alleen. Ouders schieten vaak tekort, zeggen docenten. Een miniserie over opvoeden.

Deel 2: De school.

Door Derk Walters

Rotterdam, 14 september 2007

Op basisschool De Heerdstee in Groningen hangen bordjes met de tekst ‘beleefd zijn is leuk’. Elke week staat daaronder een ander subthema. Bijvoorbeeld: deze week houden we de deur open voor anderen.

Die bordjes zijn hard nodig, vertelt schooldirecteur Hans Christiaanse. „De samenleving is veranderd. We vinden met z’n allen dat kinderen respect moeten hebben voor anderen, maar dat is niet meer automatisch het geval.” Een grote meerderheid van de ouders vindt zelfs dat scholen strenger moeten zijn en kinderen meer discipline moeten bijbrengen, bleek uit een recente enquête van maandblad J/M. Christiaanse: „Ook wij merken dat. Daarom hebben we maatregelen genomen.”na dat artikel?

De gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders en scholen voor de opvoeding van kinderen verloopt niet langer volgens traditionele scheidslijnen. Het positieve is, zegt Christiaanse, dat ouders en scholen daarover nu met elkaar praten. Vroeger hadden scholen en ouders van elkaar nauwelijks een idee hoe ze de opvoeding aanpakten. Nu zijn ouders, in de ogen van scholen, ‘partners’ in het opvoedingsproces.

Maar er bestaat wederzijds onbegrip over opvoedtaken. Zowel docenten als ouders vinden zichzelf de beste opvoeders, blijkt uit enquêtes. Het Sociaal en Cultureel Planbureau schreef in 2004 in de publicatie Ouders over opvoeding en onderwijs dat ouders zichzelf nog als hoofdverantwoordelijke zien „voor taken als het bijbrengen van goede manieren en het ontwikkelen van een levensbeschouwing”. „In de ogen van scholen maken ouders die verantwoordelijkheid echter onvoldoende waar, waardoor scholen het gevoel hebben steeds meer te worden opgezadeld met opvoedkundige taken”, aldus het SCP.

Ook heeft de overheid haar greep op opvoeding versterkt. Scholen moeten meer verantwoording afleggen over hun beleid en basisscholen zijn verplicht buitenschoolse opvang te regelen.

Scholen hebben niet altijd trek in die extra opvoedingstaken, zegt schooldirecteur Hans Christiaanse. Bovendien worden bij steeds meer kinderen gedragsstoornissen geconstateerd. Een aantal van die leerlingen belandt in het speciaal onderwijs, maar de overheid wil dat zo veel mogelijk van deze kinderen met een gedragsstoornis naar een gewone school gaan.

Volgens Christiaanse zijn schooldirecteuren gemiddeld „één à twee uur per dag” bezig met problemen oplossen. Problemen tussen kinderen, problemen met oudersDe betrokkenheid van ouders bij school is gemiddeld laag. Er zijn al scholen die ouders verplichten het rapport van hun kind af te halen op school. Dan zien ze de ouders nog eens. Ouderavonden worden dramatisch bezocht, constateert adviseur Peter de Vries van onderwijsontwikkelings- en adviesbureau CPS. „Veel ouders redeneren vanuit eigenbelang. Als het maar goed gaat met mijn eigen kind. Als een kind vroeger straf kreeg van school, verdubbelden ouders de sanctie nog eens. Nu gaan ouders er juist tegenin.” Tegelijkertijd verwachten ouders dat de school antwoorden heeft op hun opvoedproblemen. Op De Heerdstee komt om die reden één dagdeel per week een sociaal-verpleegkundige langs. „Een moeder komt binnen, zegt dat haar kind veel huilt en vraagt of wij weten wat ze verkeerd doet. Vroeger zou een juf die vraag hebben beantwoord. Maar dat kun je beter overlaten aan een professional.” Volgens Christiaanse zou elke school een beroep moeten kunnen doen op zulke hulp van buitenaf.

Maar scholen moeten oppassen dat ze niet te veel taken overnemen van ouders, zegt Christiaanse. „Ouders zijn en blijven primair verantwoordelijk voor de opvoeding. Ik weet dat er scholen zijn die ontbijt aanbieden, omdat kinderen soms niet hebben ontbeten ’s ochtends. Dat moeten ze niet doen, dan is het einde zoek.”

De tendens bestaat dat scholen kritischer worden op het gedeelte van de opvoeding dat buiten de schoolmuren geschiedt. Leraren, zegt adviseur De Vries, mogen ouders best wijzen op bijvoorbeeld slecht gepoetste tanden van een kind. „Een tandarts doet dat toch ook? Zo mogen scholen ook best van ouders eisen dat een kind uitgerust is en gegeten heeft als het op school komt. Die zaken hebben direct invloed op de leerprestaties.”

Het excuus van ouders is vaak dat ze te weinig tijd hebben. Zeker nu ook moeders doorgaans werken. Een fenomeen dat die ouders tegemoetkomt, is de brede school.

Op dit moment zijn er meer dan 650 brede scholen – samenwerkingsverbanden tussen partijen die zich bezighouden met opgroeiende kinderen. Kinderopvang, peuterspeelzalen, sportclubs, cultuurinstellingen en bibliotheken kunnen een onderdeel zijn van een brede school. De overheid stimuleert brede scholen sterk. In 2010 moeten er 1.200 van zijn, bij voorkeur in elke gemeente van Nederland. De brede scholen zijn ontstaan ter bestrijding van onderwijsachterstanden, maar ze zijn ook ideaal voor ouders die hun kind nu nog heen en weer moeten vervoeren tussen school, opvang en sport- of muziekles.

Er zijn ook ouders, zegt Peter de Vries, die meteen van de kinderopvangleidsters verwachten dat ze schoenen gaan kopen met hun kind. Onderzoekster Francis van der Mooren van het Centraal Bureau voor de Statistiek, vorig jaar als orthopedagoog gepromoveerd op de verhouding tussen opvoeding op school en in het gezin: „Het nadeel van brede scholen vind ik dat het voor ouders eenvoudiger wordt om hun verantwoordelijkheden uit handen te geven. Het is wel gemakkelijk om een kind de hele dag ergens onder te brengen. En ouders hebben minder contactmomenten met hun kind, dat is voor geen enkele relatie bevorderlijk.”

Dat valt wel mee, denkt Marja Valkestijn van het bredeschoolteam van het Nederlands Jeugdinstituut. „Ouders brengen hun kinderen meestal maar drie dagen in de week onder in de buitenschoolse opvang.” Het is, zegt ze, „de Nederlandse moraal” om ouders gemakzuchtig te noemen nu ze hun kind op de buitenschoolse opvang zetten. „De overheid verwacht toch van moeders dat ze meer gaan werken? Dan is dit de consequentie.”

Volgens Hans Christiaanse is het vooral van belang dat kinderen thuis, op school en op de opvang met dezelfde regels worden geconfronteerd. „Je hebt natuurlijk mensen die zeggen dat sowieso beter is voor een kind als de moeder elke dag om vier uur thuis met een kop thee zit te wachten. Maar daar is helaas niet meer voldoende tijd en ruimte voor.”

Van Hans Christiaanse zouden alle ouders gerust een opvoedcursus mogen volgen als hun kind de basisschoolleeftijd bereikt. Niet om hen te betuttelen, maar om hen te helpen. Christiaanse: „Het is ontzettend leuk om te zien dat ouders ook veel aan elkaar hebben als ze elkaar daar treffen.”

De Vries noemt een opvoedcursus op zijn beurt „een lapmiddel”. Scholen moeten gewoon helder zijn in wat ze verwachten van ouders, vindt hij. Het afschuiven van verantwoordelijkheden moet afgelopen zijn. „Ik heb weleens een directeur tegen zo’n afschuivende ouder horen zeggen: waarom heb je eigenlijk kinderen genomen? Want dat is het eigenlijk: je zet een kind op de wereld en verwacht dat anderen het opvoeden. Die ouder moest deze woorden wel beamen.”

14 september 2007

Uitgeverij Abraxas|Pedagogiek