inleiding

Inleiding

Liefdevol opvoeden, een kunst

Op een zinvolle manier grenzen stellen en daarbij je goede humeur bewaren

De meeste mensen die met kinderen wonen zoeken opvoedingsmethoden om warm en liefdevol met kinderen om te kunnen gaan. Kinderen hebben een erg onbevangen en nieuwsgierige houding naar de wereld toe. Ze willen nieuwe dingen ontdekken en uitproberen. Tegelijk moeten we ervoor zorgen dat ze geen schade oplopen en ze bijbrengen hoe ze in onze samenleving moeten leven en zinvol kunnen handelen. Wanneer we onze kinderen dit willen leren moeten we ze vertrouwd maken met de ingewikkelde regels die in onze samenleving gelden. We moeten ze niet alleen leren om deze regels te volgen, maar soms ook om die juist niet te volgen, als dat zinvoller voor hen is (burgerlijke ongehoorzaamheid). Bij dat alles zijn we vaak gedwongen de grenzen van hun handelen aan te geven. Dit boek gaat over grenzen stellen en hoe je daarbij je goede humeur kunt bewaren, want veel volwassenen krijgen daardoor al te vaak een slecht humeur. Ik bedoel met een ‘goed humeur’ een stemming waarbij in de omgang met kinderen het positieve, vrolijke en bevestigende overheerst. Onder een ‘slecht humeur’, daarentegen, versta ik de zich dikwijls opdringende grondstemming als volwassenen zich door kinderen gestoord voelen, rust willen of conflicten willen vermijden waar je juist doorheen moet. Volwassenen raken dikwijls in de greep van negatieve gevoelens wanneer ze kinderen iets verbieden. Opvoeders vertellen dat ze een boos gezicht trekken, hun stem verheffen en met straf dreigen. Ze maken gewag van ongeduld, woede en schuldgevoelens, wanneer ze grenzen willen stellen. Ze betrappen zich op hetzelfde gevoel van ergernis dat ze als kind bij hun eigen ouders waarnamen. Maar de huidige generatie ouders wil niet opvoeden met de fouten van vroegere generaties. Dus is het onze taak om nieuwe wegen te vinden waardoor we op een andere manier met kinderen kunnen omgaan. Belangrijk daarbij is dat volwassenen die naar een opvoedingsmaatregel grijpen ervan overtuigd zijn dat ze het juist en goed doen, dat wil zeggen dat het in het belang van het kind is. Om dat te bereiken moeten we begrijpen hoe de belevingswereld van kinderen eruit ziet en hoe ze voelen. We kunnen proberen om vanuit het perspectief van een kind naar ons volwassenen en naar onze wereld te kijken. We zullen dan inzien dat we kinderen dikwijls bepaalde bedoelingen toedichten die ze helemaal niet bezitten, zoals bijvoorbeeld onoplettendheid of luiheid en we zullen plotseling verbaasd vaststellen dat de (dikwijls onbewuste) gedragingen van kinderen zinvol en intelligent zijn. Ze zijn gericht op doelen waarvan we dikwijls geen idee van hebben. Als we dit kunnen waarnemen zal dat ons opluchten, en door die opluchting verandert onze instelling in opvoedingssituaties. We komen dan zomaar vanzelf in een goed humeur.

Aan mijn kinderen…

Ik dank mijn beide lieve inmiddels volwassen dochters voor alles wat ze me hebben geleerd en me nog leren. Ik dank ook mijn lieve schoolkinderen voor de acht intensieve jaren van ervaring die ik met ze heb gedeeld. En ik dank alle kinderen waarmee ik gewerkt heb en ook de kinderen waarvan de ouders raad bij mij hebben gezocht, waarvan de opvoeders, leraren, therapeuten of artsen mijn cursussen of bijscholingsbijeenkomsten hebben gevolgd of die ik onder mijn supervisie heb gehad.

Eva Kessler

© 2007 Uitgeverij Abraxas|Pedagogiek